ca. 375-568 na Christus: Germaanse Volksverhuizing
De volkverhuizing in Europa van de 2 tot de 5 eenw.
Sinds de 3e eeuw voor Christus al werden volksverhuizingen door veranderingen van het
klimaat, gebrek aan land en de toenemende druk door andere volkeren veroorzaakt. Van
bijzonder belang voor de geschiedenis van Europa en van het avondland was de Germaanse
volksverhuizing. De veroorzakers van de Germaanse volksverhuizing waren de Hunnen, een
nomadisch ruitervolk uit het hart van Azië dat omtrent 375 na Christus het westen indrong en
op Germaanse volkeren stuitte die zich hier hadden gevestigd en die nu van hun kant de druk
van de Hunnen moesten ontwijken en dientengevolge in toenemende mate een bedreiging
voor het Romeinse wereldrijk vormden. Vele van deze Germaanse volkeren trokken in de
daarop volgende tijd over de Rijngrens en vestigden zich als bondgenoten van de Romeinen
op het territorium van hen. Uiteindelijk kon het West-Romeinse Rijk de druk van de
Germaanse volkeren niet meer aan. De erkenning van de Germaanse officier Odoakar door
Oost-Rome tot heerser van Italië betekende in 476 na Christus het politieke einde van het
West-Romeinse Rijk. Het waren met name de Franken die vorm aan het Europa van nu
gaven. Cultureel waren de Romeinen superieur aan de Germaanse volkeren. Ze bezaten al
een stabiel politiek bestel dat het maatschappelijke leven regelde. De Franken hadden
voordeel van hun contacten met de cultuur van de Romeinen. Niet alleen het in het Romeinse
Rijk al verspreide christendom, maar ook de culturele verworvenheden en de politieke orde
van de Romeinen werden door de Franken overgenomen. De antieke filosofie en kunst van de
Romeinen zijn tot de dag van vandaag een belangrijk bestanddeel van de cultuur van het
avondland. Zo luidde de Germaanse volksverhuizing de overgang van de klassieke Oudheid
naar de Middeleeuwen in.
omhoog