1252: Ontwikkeling van de rechtsmacht in Sögel
In het wapen van de gemeente Sögel is er naast de kerkpatroon Sint-Jakob ook de weegschaal van de gerechtigheid, want Sögel als hoofdplaats van de Hümmling zorgde sinds eeuwen voor de rechtsmacht voor deze regio. Sinds het jaar 1252 was er in Sögel een reizend bisschoppelijk gerecht. In 1364 wordt naast de tot nu toe fungerende vijf rechtsgebieden van het Nedersticht Münster (Aschendorf, Düthe, Haren, Meppen, Haselünne) de Hümmling als rechtsgebied met Sögel als zetel van de bevoegde rechtbank in de oorkonden genoemd. Sinds deze tijd was Sögel onafgebroken tot het jaar 1974 zetel van een rechtbank.
Met de opkomst van Napoleon en zijn zegetocht door Europa werden de oude tradities doorbroken. De geestelijke heerschappijen werden opgeheven en de Hümmling kwam in het jaar 1803 in het bezit van de hertog van Arenberg. Qua gerechtelijke orde veranderde praktisch niets, behalve dat korte tijd het Franse Napoleontische recht geldig was. Als rechter uit de vrijheerlijke tijden van het beheer van de Arenbergs is het bekendst geworden de vader van de dichter Lewin Schücking, Modestus Schücking, die van 1810 tot 1837 in Sögel als rechter en ambtman werkzaam was. De door de ambtman gestichte put (Amtsbrunnen) en het Ludmillenhof (tegenwoordig het gemeentehuis van de gemeente Sögel en tot 1932 zetel van het ambtsgebied Hümmling) herinneren vandaag nog aan zijn werkzaamheid in Sögel. In het jaar 1848 vond door wetgeving de scheiding van de rechtspleging van de administratie plaats. De inwerkingtreding vond pas door de wet van 4 mei 1852 plaats. Bijgevolg kan het jaar 1852 als het „geboortejaar“ van de tegenwoordige kantongerechten worden aangeduid. Vanaf 1875 werd het vrijheerlijke kantongerecht het Koninklijk-Pruisische kantongerecht Hümmling in Sögel genoemd. In het jaar 1974 werd het kantongerecht Sögel opgeheven en de taken aan de rechtbanken in Meppen en Papenburg toegewezen.
omhoog