1920: De veldslag bij Warschau

Na het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 herwon Polen zijn onafhankelijkheid. De Maarschalk Józef Pilsudski was ervan overtuigd dat het tussen Duitsland en Rusland liggende Polen, voor zijn eigen veiligheid, een Oostlandconfederatie moest stichten. Dit idee werd gerealiseerd met de Oekraïne tijdens de gezamenlijke Kiev-veldtocht tegen de Russische Bolsjewieken. In het communistische Rusland werd de gedachte gevolgd, " met de bajonetten van het Rode Leger " , de communistische revolutie naar Duitsland en West-Europa te brengen. Op zijn weg bevond zich het vredelievende Polen, dat een hindernis voor de verwezenlijking van de bolsjewistische veroveringsplannen vormde. Het Russische offensief begon in Juli 1920. Voor de overmacht van het Russische leger moest het Poolse leger zich terugtrekken. In een maand tijd rukte het Rode Leger tot Warschau op. Midden september vond bij Warschau aan de Weichsel één van de grootste veldslagen plaats, die het lot van Europa beslist heeft (volgens Lord V.D Abernon de op achttien na belangrijkste veldslag binnen de wereldgeschiedenis). De Poolse soldatenmoed verhinderde de opmars van de Bolsjewieken naar Warschau. In de dagen van 12 tot 15 september waren de voorsteden van Warschau dagelijks in andere handen. Op 16 september besliste een manoeuvre langs de Eber rivier voor de Poolse overwinning. De bolsjewistische inval werd verhinderd, de onafhankelijkheid gered en de opmars van de revolutie naar het westen voor vijfentwintig jaar gestopt. Een tweede mogelijkheid kregen de Bolsjewieken pas in 1945, waarbij ze hun grens van hun imperium langs de Elbe vastlegden.